Wanneer een kerkgebouw wordt verbouwd of geïsoleerd, beïnvloedt dit bijna altijd ook het binnenklimaat. De aanvoer van frisse lucht, de temperatuur en de luchtvochtigheid worden dan anders van voorheen.
Waar moet je rekening mee houden op het gebied van ventilatie? En wanneer zich in de kerkzaal een orgel bevindt, welke risico’s zijn er dan als de temperatuur of de luchtvochtigheid van het binnenklimaat verandert?
Vroeger ging luchtverversing in kerkgebouwen vanzelf, via kieren en naden. Er werd toen weinig aandacht besteed aan isolatie en luchtdicht bouwen. Dat is nu anders en daarom is er meer aandacht nodig voor een goede ventilatie. Door te ventileren wordt vervuilde lucht afgevoerd en frisse buitenlucht aangevoerd.
Goede ventilatie is van groot belang voor een gezond binnenklimaat. Ventilatie is zeker geen energieverspilling. Er verdwijnt natuurlijk wat warmte tijdens het ventileren. Maar door vocht af te voeren ontstaat een drogere lucht, die veel makkelijker te verwarmen is. Vochtige lucht voelt bovendien kouder aan, zodat de thermostaat in een vochtig gebouw vaak hoger gezet wordt. Vocht kan ook de constructie van het gebouw aantasten. Door te veel vocht ontstaan schimmels die muren en houtwerk kunnen aantasten.
Om een goede ventilatie te bereiken moet er per ruimte sprake zijn van een aanvoer- en afvoeropening van lucht. Dus tenminste twee openingen! Dat kan een rooster in het raam, een uitzetraampje of een kier van meer dan 1,5 cm onder de deur zijn. Wanneer een kozijn of een raam moet worden vervangen, is het raadzaam daarbij meteen ventilatievoorzieningen (een rooster) te laten aanbrengen. Kies daarbij voor een winddruk-geregeld rooster, dat bij harde wind op het raam de luchttoevoer beperkt.
Op de websites van MilieuCentraal en het Arboportaal vind je meer informatie over ventilatie.
“Goede ventilatie is van groot belang voor een gezond binnenklimaat.”
Natuurlijke ventilatie
Natuurlijke ventilatie ontstaat doordat warme lucht opstijgt en koude lucht naar beneden zakt. Dat is een natuurlijk proces, vandaar de naam ‘natuurlijke’ ventilatie. De toevoer van frisse buitenlucht vindt plaats via openingen in de gevel, zoals gevelroosters en ventilatieroosters in ramen. De afvoer van gebruikte binnenlucht kan plaatsvinden als gevolg van trek via bouwkundige kanalen of via openingen in de gebouwschil.
Mechanische ventilatie
Bij mechanische ventilatie wordt de frisse buitenlucht naar binnen gezogen via gevelroosters of ventilatieroosters in ramen in verblijfsruimten. De gebruikte binnenlucht wordt mechanisch afgevoerd via sanitaire ruimten.
Balansventilatie
Bij balansventilatie is de aanvoer en afvoer van lucht volledig mechanisch. Voor een centraal geregelde balansventilatie zijn zowel aanvoer- als retourkanalen nodig. De warmte van de afgevoerde binnenlucht wordt bij de meeste balansventilatiesystemen gebruikt om de aangetrokken koude buitenlucht op te warmen met de warmte uit de gebruikte binnenlucht. Hiervoor wordt een zogenaamde ‘warmtewisselaar’ gebruikt in een warmteterugwin-unit. Met balansventilatie wordt bespaard op de verwarmingskosten. De regeling van balansventilatiesystemen vindt vaak plaats met CO2-sensoren.
In een ruimte met gezonde luchtkwaliteit is de CO2-waarde 750 ppm of lager. Tussen 750 en 1200 ppm CO2 in de lucht kan het beter en is ventilatie wenselijk. De hoeveelheid CO2 in een ruimte mag niet hoger zijn dan 1200 ppm.
Veel nieuwe ventilatiesystemen (balansventilatie) maken gebruik van CO2-sensoren, maar je kunt ook een losse CO2-meter aanschaffen. Is het CO2-gehalte steeds of vaak te hoog, dan is de ventilatie onvoldoende.
Voor een kerkorgel is een goed binnenklimaat van belang. Leer, hout en metaal, en de combinatie ervan zijn gevoelig voor veranderingen van het binnenklimaat.
Voor het behoud van orgels is een constante relatieve luchtvochtigheid (rond 50%) veel belangrijker dan de temperatuur. Wel is een lage en constante temperatuur in het algemeen goed voor het orgel, ook omdat de luchtvochtigheid dan relatief hoger is. Niettemin mag de temperatuur best af en toe 20 °C zijn.
In het verleden werd gesteld dat het beter was om de kerk langzaam, niet meer dan 2 graden per uur, op te warmen. Dat is echter niet het geval. Het vochtgehalte van gevoelige houten onderdelen (windladen, pijpwerk en kanalen) verandert pas na drie dagen significant.
Snel en kort verwarmen, bijvoorbeeld voor een kerkdienst, levert dus vrijwel geen schade op. Maar het orgel kan tijdelijk wel wat ontstemd raken, bijvoorbeeld omdat de (metalen) frontpijpen warmer worden dan de pijpen in de kast. Als dat voorkomen moet worden, is het dus aan te bevelen de ruimte wel een aantal uren voorafgaand aan het bespelen op temperatuur te hebben. Een alternatief is om dat register niet te gebruiken. Een weetje: de toon van het fluitwerk verandert 0,7 Hz per graad opwarming of afkoeling.
“Voor het behoud van orgels is een constante relatieve luchtvochtigheid veel belangrijker dan de temperatuur.”
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed biedt ook informatie over:
Adviesorganen over (onder andere) orgels:
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Postadres:
Postbus 655
3800 AR Amersfoort
IBAN: NL13 FVLB 0699 3233 20 (ANBI) t.n.v. Maatschappij van Welstand o.v.v. GroeneKerken
GroeneKerken