Religieuze en cultuurhistorische wortels van de milieuproblematiek
Jan J. Boersema studeerde biologie, promoveerde in de theologie en is al decennia actief als milieuwetenschapper en ecotheoloog. Hij was werkzaam bij de universiteit van Groningen, bij de VU, het ministerie van VROM en de Universiteit Leiden. In 2002 werd hij aan de VU benoemd als hoogleraar op de leerstoel ‘Culturele en levensbeschouwelijk dimensies van de relatie mens natuur’ en hield hij een inaugurele rede met als titel ‘Hoe groen is het Goede leven?’ Centrale thema’s in zijn werk en vele publicaties zijn de religieuze en cultuurhistorische wortels van onze huidige milieuproblematiek. Hij onderzoekt daarbij met name de relatie tussen protestantisme, vooruitgangsideeën en het denken over en handelen met natuur en wildernis. Over zijn persoonlijke motivatie schreef hij een bijdrage aan de bundel Geleerd en Gelovig (red. Cees Dekker, Ten Have, 2008) met als titel ‘Als mijn hart niet denkt, klopt het niet’.
Boersema was eindredacteur van twee milieuwetenschappelijke leerboeken. In 2013 werd hij benoemd als hoogleraar ‘Grondslagen van de milieuwetenschappen’ aan de universiteit Leiden. Zijn speciale interesse gaat uit naar de cultureel-ecologische geschiedenis van Paaseiland en van Noord-Amerika. Hij publiceerde Beelden van Paaseiland (Atlas, Amsterdam, 2011/2020). In Noord-Amerika bestudeerde hij de lotgevallen en denkbeelden van protestantse Nederlandse immigranten uit de tweede helft van de negentiende eeuw in hun relatie tot de Amerikaanse natuur en wildernis. Over dit ‘Amerika-project’ verschenen inmiddels drie artikelen en is een boek in voorbereiding met als werktitel Wij brachten de Wildernis tot bloei (Atlas-Contact, Amsterdam).
Boersema is lid van de Leidse Binnenstad gemeente (PKN) en preekt af en toe. Hij hield een lezing voor het Springtij festival (na de 34e minuut) en maakte een podcast over het Amerika project.
Contact opnemen met Jan Boersema kan via email: boersema@cml.leidenuniv.nl.
of via de website van de Universiteit Leiden.
(Fotografie: Eelkje Colmjon-Small)